donderdag 14 maart 2013

Zing nog een lied


Ik ben nu bijna driekwart eeuw min of meer hier aanwezig. Met stijgende verbazing zie ik dat de wereld om mij heen steeds sneller verandert.
Alleen al in het onderwijs zijn de veranderingen niet van de lucht.
Of je er blij mee moet zijn is een vraag want waar blijft de echte oplossing?

Als ik denk aan mijn lagere schooltijd, dat is nu ruim 65 jaar geleden, ga ik langzamerhand die jaren toch in een ander perspectief plaatsen.
Ons gezin ging naar “De School met den Bijbel". Het was geen grote school. Er zaten ongeveer 130 tot 150 leerlingen op.
Soms werden er twee leerjaren bij elkaar gevoegd in één lokaal omdat er te weinig kinderen waren voor dat jaar.
Voor sommige kinderen was het spannend want zo kon je ook al iets opvangen van het volgende jaar.
Voor mij was dat een brug te ver. Ik had genoeg aan het gegeven van nu.  Ik heb de hele schooltijd slecht opgelet. Verveelde mij mateloos.
Die eindeloze leeslessen waarin je om de beurt hardop moest voorlezen. Het boekje had je van verveling al een paar keer stiekem uitgelezen. 
Eén wand van het lokaal had hoge ramen. Als ik mijn hoofd iets naar  achteren deed en naar links keek kon ik de wolkenlucht zien.
Ik zag dat de lucht er iedere dag anders uitzag. Als de wolken snel voortbewogen keek ik ze verlangend na zover ik kon. 
Het zal niet de bedoeling zijn geweest maar die ramen hadden voor mij  een nuttige, prettige functie.  Gelukkig zat ik op de achterste bank, dat voelde heel vrij.
Ook de platen met bijbelse taferelen hadden mijn volle aandacht. En niet te vergeten de taferelen uit de Vaderlandse Geschiedenis.

Op vrijdagmiddag was ik meestal helemaal aanwezig
Dat waren mijn feestmiddagen. Ook al duurde het feest helemaal één uur.
Als je dan door de lange gang liep hoorde je canons zingen. Gedichten voordragen. Of er werd een boek voorgelezen.  In alle lokalen was het laatste uur van de vrijdag een feestuur. En dat was te horen! Het leek een andere school.
Tekenen stond helaas ook op het program. Minder leuk voor mij. Beter gezegd, een regelrechte ramp.
Ik kreeg geen lijn op papier, alsof mijn handen werden vastgehouden.
Zo werd het mij toen al duidelijk dat ieder voordeel een nadeel heeft.
En ook dat jaloezie bestaat.

De meeste herinneringen heb ik aan de  vijfde en zesde klas.
In klas vijf stond een meester voor de klas die bezeten was van muziek.
Hij leerde ons de toonladder zingen. Met zijn rechterhand gaf hij met handgebaren de noten van de toonladder aan. Iedere noot had een eigen gebaar.
Wij zongen die toonladder op allerlei manieren. Van beneden naar boven en terug. Of met grote verspringingen. 
Het werd ons met heel veel enthousiasme aangeboden. Ik vraag mij wel eens af of de andere kinderen er ook zo van genoten. Of zij er ook nooit genoeg van konden krijgen!
En dan het zingen van de canons: Vader Jacob. Brand in Mokum. De uil zat in de olmen. Hoe geweldig klonk dat!

Het was echt een begenadigd onderwijzer, die meester uit de vijfde klas.
Hij kon ook nog prachtig vertellen. De overbekende bijbelverhalen gingen leven.
Maar ook de mannen uit de Vaderlandse Geschiedenis stonden op. 
De dood van Willem de Zwijger hing met een grote plaat op de muur. Daar lag hij, halverwege de trap. Dood!
Hij vertelde over mannen die belangrijke, grootse dingen deden voor ons land.
Daardoor werden ze heel belangrijk voor ons.
Na een paar weken had je al die platen in dit lokaal ook wel weer gezien en lag er nog een heel jaar voor je.

Het zesde leerjaar is mij het meest bijgebleven.
De hoofdonderwijzer was zijn roeping misgelopen.
Als hij gedichten declameerde werd het een ander mens!
Met de vereiste intonatie in zijn stem, en zo nodig breed gebarend, ijsbeerde hij door het lokaal.
Nog altijd klinken die gedichten van toen in mijn oren. Verrijzen de beelden die werden opgeroepen.
Als hij vol overgave voordroeg: “Zij kwamen na jaren uit Brabant weerom, met vliegend vaandel en slaande trom”, zag ik het leger over de dijk marcheren.
De oorlogsbeelden zaten tenslotte nog vers in mijn herinnering. Evenwel, het was nu wel ons leger dat oprukte.
Ik zag het duin voor mij, waar het leger stopte bij de grafheuvel van de gesneuvelde kameraden. Hoe zij het saluut maakten en als laatste eerbetoon het Wilhelmus zongen.
Ik zag “Boerke Naas” met stapkens licht en met de beurze zwaar, naar huis snellen.

En dan als klapper nog het zanguurtje.
De meester was klein van stuk, maar hoe dapper hanteerde hij zijn viool.
Daar stond hij en bespeelde, alsof zijn leven ervan afhing, het instrument waarop zijn kin rustte.
En wij zongen uit volle borst alle liedjes die wij bij hem en vorige leerkrachten hadden geleerd. 
Die oude liedjes die je nu in zorgcentra nog kunt horen zingen.
Wij zongen ons dan los. Nu mochten wij er zijn en ons laten horen!

Hoe belangrijk die jaren voor mijn leven waren dringt steeds meer tot mij door.
Natuurlijk, er valt van alles aan af te dingen zoals het vroeger was.
Onze ouders moesten ploeteren om rond te komen. Hadden meestal veel minder kennis om door te geven. Daardoor had de school ook zo'n  grote taak.
Die eenvoudige onderwijzers van toen hebben waarschijnlijk nooit bevroed hoeveel zij hebben doorgegeven aan vorming. En daarmede aan levensgeluk.
Zij maakten tijd vrij voor andere dingen dan alleen kennisoverdracht.

Het onderwijs is al vele keren vernieuwd.  Het ei van Columbus is al vele malen gevonden. 
En het eind van al die vernieuwingen en aanpassingen is waarschijnlijk nog niet in zicht.
In deze tijd draait het op scholen vooral om hoe men scoort met de Cito-toetsen.
Naar mijn gevoel gaat  het over de hoofden van de kinderen heen, vooral ook over dat van de school.
Het is toch te gek voor woorden dat kinderen van 10 jaar onder druk staan? 
Alsof die toetsen het geluk van hun leven gaat bepalen? En nog gekker: er wordt nu zelfs al op de kleuterschool begonnen.
De laatste tijd lijken er wat barsten te ontstaan in de zekerheid of al die toetsen  wel nuttig zijn. 
Hopelijk komen er andere tijden! Wie weet komt toch nog het ei van Columbus tevoorschijn.

vrijdag 1 maart 2013

Vindt ze dit misschien leuk?

Het is een uitgelezen zomerdag. Het zonnetje schijnt en de temperatuur is precies zoals je het wenst.
Is er een mooier moment om met dochterlief Judith, en kleindochter laura naar het stadshart te lopen. Ik heb echt iets nieuws nodig!
De afstand naar de winkels  is net een mooie wandeling is.
Als we gezellig keuvelend door de winkelstraat lopen stop ik en stel voor: “Zullen we hier even binnen kijken?
Als we binnenstappen komt er meteen een mevrouw naar ons toe lopen.
Ze vraagt aan Judith: “kan ik u soms ergens mee helpen”?
Een beetje overrompeld kijken we elkaar aan, zoveel haast is er nu ook weer niet bij.
We kunnen best zelf eerst even rondkijken, maar dat is niet de bedoeling en staat blijkbaar niet in het protocol van deze winkel.
Judith kijkt mij afwachtend aan. 
“Misschien kunt u mij helpen” zeg ik en loop iets naar voren.
“Ik zoek iets voor een feestelijke gelegenheid”.
“Ja hoor. Ik denk wel dat wij wel iets voor haar hebben” zegt de verkoopster, glimlachend naar Judith.
“Loopt u maar even met mij mee! Welke maat heeft zij?”
Judith kijkt mij wanhopig vragend aan. Ik zie haar denken, tot ze zegt: “vraag het haar zelf!
Opgelucht haal ik adem. Gelukkig, nu zal ze wel begrijpen dat ik aanwezig ben.
Als illustratie ben ik vooruit naar het rek gelopen waar mijn maat hangt.
Ik ben niet helemaal van lotje getikt, mokt het in mij.
“O u heeft het al gevonden? Haar stem schalt verwonderd door de winkel, terwijl ze mij bemoedigend aankijkt!
Wat gebeurt hier vraag ik verwonderd af. Zie ik er werkelijk zo uit dat ik niet voor mezelf kan zorgen? Mijn woordje niet meer kan doen?
Ik voel vertwijfeling en onmacht, maar ook heel veel boosheid
Ik kijk naar de verkoopster, terwijl ik mij afvraag hoe het komt dat zij zich zo opstelt.
Benaderd zij alle oudere mensen zo, of alleen mij?  Hoe kijkt zij tegen het ouder worden aan?
Bij het kledingrek staat een spiegel. Bevreemd kijk ik naar mijn spiegelbeeld.
Wat is er met mij aan de hand dat ik ineens niet meer volwaardig blijk te zijn? Waardoor komt het dat over mijn hoofd heen alles geregeld moet worden?
De verkoopster praat ongedwongen, alsof ik niet besta, met Judith verder.
Ze heeft het over de crisis, over de service die ze zelfs nu gewoon blijven leveren.
Ik zie dat Judith zich inmiddels vertwijfeld afvraagt of er nog iets te redden valt aan de situatie?
Kleindochter Laura staat geduldig te wachten. Ze kijkt vragend en verwonderd van de één naar de ander.
Het liefst zou ik de verkoopster tot de orde roepen. Hoe doe je zoiets?
Ik ben totaal verbijsterd door de vanzelfsprekendheid waarmee zij te werk gaat, en zo geheel ter goeder trouw is, lijkt het.
Bovendien ben ik keurig en beleefd opgevoed!


Zij komt naar het kledingrek lopen. “U heeft maat 38?”
De verkoopster wendt zich, vol ongeloof, naar mij toe.
Ik trek een pakje, dat mij leuk lijkt, uit het rek. Waar is de paskamer?
O daar, ik zie het al. Dit alles in volkomen stilzwijgen.
Dochter en kleindochter lopen meelevend met mij mee.
Het leek ons zo gezellig om met zijn drieën te winkelen! Ik was zo blij dat ze meegingen om iets uit te zoeken.
De verkoopster loopt ook mee naar de paskamer.
Even later kom ik tevoorschijn in mijn nieuwe outfit. “Hoe staat dit?” Ik kijk naar Judith en Laura.
“Het staat je leuk, en je bent er heel slank in!” Ze zijn het helemaal eens met elkaar.
Zo, hier kan ik het even mee doen. Dit opkikkertje is meer dan welkom!
Wat voor bloesje staat er bij? 
Nog voor ik mijn vraag kan stellen komt de verkoopster al met een bloesje aanlopen.
“Zou ze dit misschien leuk vinden”? Ze kijkt vragend naar de anderen.
Ik hef mijn handen hulpeloos ten hemel, en doe er tenslotte, onwillig berustend, het zwijgen maar toe.
Het bloesje dat ze heeft gehaald vind ik helemaal niet mooi.
Het past van geen kant, en staat ook niet. En, al zou ik het mooi vinden dan zou ik het nog niet nemen!

“Willen jullie even iets uitzoeken?” Mijn vraag is gericht aan Judith en Laura. Zij kennen mijn smaak, weten feilloos wat ik mooi vind.
Ik wacht in de paskamer. Dom om niet gelijk een bloesje uit te zoeken! 
Zou er toch iets met mij loos zijn? Ik kan toch ook, evenals ieder ander, dement worden?
Als ze met twee bloesje aan komen lopen, ben ik blij verrast, helemaal in de roos!
De verkoopster valt stil bij zoveel eigen inbreng. Tot grote opluchting van ons drieën.
As ik de bloesjes heb gepast, maak ik mijn keuze.
Ondanks de perikelen erom heen ben ik heel goed geslaagd. Op naar het feest!
Even later pin ik de betaling. Judith en Laura wachten al bij de uitgang.
De verkoopster loopt mee.
Bij de deur zegt ze tegen Judith en Laura:“fijn hé, dat ze is geslaagd!”

Buiten gekomen ontplof ik bijna!
Ik ben mij aan het beraden hoe ik dit een volgende keer kan oplossen.
Zo wil ik niet meer benaderd worden. Zo kun je niemand benaderen!

Haal maar even een potje pindakaas

Het kan niemand ontgaan: er is crisis in dit land.
Soms lijkt het alsof er niets anders meer is dan dit. Overal is het hoorbaar, op de markt roepen de marktkooplui luid: “mensen het is crisis” om daarna hun aanbiedingen rond te bazuinen.
Vooral de ouderen vinden dat zij het zwaar te verduren hebben nu er aan hun inkomen wordt geknabbeld.
De levensstandaard van nu is even hoog als in 2007 en toen voelden we ons over het algemeen toch niet arm. Nu we echter een stapje terug moeten doen, is het een heel ander verhaal en worden we arm gepraat.
Opvallend is dat mensen die echt moeten ploeteren om rond te komen omdat er maar heel weinig binnenkomt, bijna niet worden gehoord.
Ik vraag mij af hoe zij het ervaren als mensen met hoge lonen klagen dat zij iets moeten inleveren.  Durven zij nog geloven dat er solidariteit is?

Ik was in 1949 een kind van tien jaar.
Ons gezin woonde buiten het dorp aan een dijk. Vanuit de woonkamer keken we uit over het uitgestrekte polderlandschap. Naast ons huis was een wei waarin ’s zomers de koeien vredig graasden, en ik van de madeliefjes en boterbloemen kransjes vlocht.
De andere huizen die aan de dijk stonden, waren evenals ons huis, vrijstaand.
Iets verderop was een winkeltje, het kleinste kruidenierswinkeltje dat ik ooit zag.
Met drie mensen was de winkel meer dan vol. Langs de muren waren wat planken aangebracht waar de te verkopen artikelen stonden. De meest voorkomende artikelen waren koffie, suiker, rijst, bloem en tarwe.
De stroop stond in een grote pot. Met een lepel werd de stroop in een glas geschept dat je zelf had meegebracht.
Ons gezin telde veel kinderen en we kwamen allemaal wel eens aan de beurt om naar het winkeltje te rennen voor een boodschap.
Soms stond ik weifelend voor het winkeltje omdat ik al voor de derde maal kwam die dag, maar de oudere vrouw achter de toonbank werd nooit boos. Misschien, denk ik nu, was zij wel blij met de klandizie van ons grote gezin!
Mijn moeder moest het grote gezin zonder mijn vader grootbrengen, er kwam weinig geld binnen, boodschappen werden maar mondjesmaat gekocht.
Op het platteland is er gauw genoeg te eten, er werden dieren gehouden voor de slacht, op het land werden gewassen verbouwd voor eigen gebruik.
Wat verder nog gekocht moest worden aan levensmiddelen was eigenlijk min of meer verspilling.

De Christelijke feestdagen waren de hoogtepunten van het jaar!
Naast het veelvuldige kerkbezoek was er veel gezelligheid, vrienden en vriendinnen uit de kerk mochten meekomen.
Soms, met de feestdagen, zei moeder tegen één van ons: “weet je wat, haal maar een potje pindakaas bij Vredeveld, het is morgen Paasfeest”. Dat gebeurde ook vandaag.
Pindakaas, was er iets lekkerder dan pindakaas? Het water liep al uit mijn mond!
Even later scheurde mijn oudere zus op de fiets over de dijk, op naar kruidenier Vredeveld voor de pindakaas. Zij sjeesde voorbij het kleine winkeltje naar de veel grotere kruidenier met het ruimere assortiment.

Op eerste Paasdag, na de middagkerkdienst zaten we met zijn allen rond de tafel voor de broodmaaltijd. Het potje pindakaas stond pontificaal midden op de tafel en lachte mij toe.
Moeder pakte als eerste het potje, draaide het deksel eraf  rook aan de pindakaas
alsof het parfum was. Ze pakte een vork en roerde de olie die bovenop lag er eerst doorheen, haar vork raakte de bodem. Daarna zette ze het potje geopend op tafel, blij keek ze ons aan.
Was er groter feest denkbaar? We voelden ons nooit arm, maar vandaag met pindakaas op tafel hoorden we zeker bij de rijken.
Toen moeder dankte voor de maaltijd was het pindakaaspotje een heel eind leeg.  Iedereen was verzadigd en had ervan gesmuld!
Wanneer ben je arm?
Real Time Web Analytics