Regelmatig vraag ik mij af hoe de wereld er over een jaar of tien
uit zal zien.
En wat anders. Hoe zou mijn vader reageren als hij de wereld van nu zou zien.
Hij was van het jaar 1890 en heeft nog meegemaakt dat hij voor het eerst een vliegtuig zag rondvliegen.
Zelf weet ik bijvoorbeeld nog goed hoe vroeger het telefoonverkeer plaats vond.
Het was een hele onderneming om te bellen, want alles moest worden aangevraagd bij de centrale.
Je gaf het gewilde telefoonnummer bij de centrale op en een poosje later werd je teruggebeld.
Zij verbonden je dan door naar het aangevraagde nummer.
Wij hadden al heel vroeg een telefoon omdat mijn vader een bedrijf had.
Er waren verder nog maar weinig mensen die een telefoon hadden.
De wereld is nog nooit snel veranderd als de laatste honderd jaar, denk ik.
Ik heb tot nu toe geprobeerd het bij te benen. Maar langzamerhand ga ik de moed verliezen dat ik het ga redden.
Ik kan de veranderingen niet helemaal meer bijhouden.
En denk de laatste tijd een beetje fatalistisch : laat maar waaien. Ik heb mijn best gedaan!
Het heeft mij allemaal moeite genoeg gekost.
Mijn rijbewijs halen, daar begon eigenlijk alles mee. Die rijlessen wat vond ik het moeilijk! Het was echt een opgave voor mij.
Maar na een paar keer zakken heb ik het uiteindelijk toch gehaald.
En ik moet zeggen dat ik achteraf nog altijd blij ben dat ik heb doorgezet.
Ik tuf nu overal heen in mijn autootje.
Het voelt nog altijd als een weelde als ik instap.
Vooral als het waait en plenst van de regen, de ruitenwissers hun werk doen, tuf ik in mijn droge huisje naar mijn reisdoel.
Wat jaren later kwamen de computers. Wat waren die eerste computers groot en wat een ruimten namen ze in beslag.
Ze waren niet te vergelijken met de computers van nu. Maar luidden wel een nieuw tijdperk in: het computertijdperk.
Gelukkig ben ik wat jaren later ook weer achter de computer gekropen.
En, al was het weer een ware kwelling om het onder de knie te krijgen.
Het is mij toch gelukt!
Ben nu zelfs zover dat ik een paar blogs heb.
Maar nu hou ik het echt voor gezien! Ik begin nergens meer aan. Alle nieuwe apparaten kunnen het dak op. Ik geef er de brui aan!
O, dat is waar ook!
Ik kreeg een poosje geleden een tablet cadeau. Moet ik dat nu ook echt nog gaan leren?
Ik was blij toen ik hem kreeg. Totdat ik bedacht wat er allemaal aan vast zat.
Weer iets onder de knie krijgen!
En geloof mij maar. Er zal vandaag of morgen wel een kleinkind aankomen, die vrolijk zegt: “Kom op oma, je kunt het best. Je zit toch ook op de computer?
Niks moeilijk. Ik schrijf het gewoon allemaal wel even voor je op!”
Heel lief allemaal, dat moet gezegd!
Het zal er wel op uitdraaien dat ik ook op de tablet weer mijn wankele schreden
zal zetten
Ik kijk mijn ogen uit hoe jonge mensen alles doen.
Ze studeren, mailen, kijken tv, en intussen praten ze gezellig.
En dat dus allemaal op hetzelfde tijdstip!
Gelukkig heb ik een excuus, zodat mijn minderwaardigheidsgevoel niet al te hoog oplaait. Als senior mag het wel wat minder!
Het zal best wel goed zijn voor mijn ouder hoofd om bezig te blijven.
Maar dat hoofd heeft er onder de hand geen zin meer in zich zo in te spannen.
Het is aan rust toe!
Nou goed, die tablet dan nog. Maar daarna is het echt over en sluiten maar!
maandag 30 september 2013
vrijdag 27 september 2013
Vanuit mijn wieg
Rondsnuffelend in mijn voorraadkast kom ik een
schrijfopdracht tegen
die ik mij nog goed herinner.
Een beetje bizar vond ik die opdracht : schrijf
een verhaal vanuit je wieg.
Vanuit mijn wieg?
Het steunen en kreunen van de andere cursisten
is niet van de lucht.
Maar al dat gesteun en gekreun levert niets op.
De opdracht staat als een huis, en zal moeten
worden uitgevoerd.
En toen gebeurde er, tot mijn eigen verrassing
en verbazing, iets waar ik niet op rekende.
Er kwam zomaar, uit het niets, een verhaal
tevoorschijn.
Mijn wieg stond in de mooie kamer. Je zult het
niet geloven, maar echt ik weet het nog precies.
De kamer had smalle, hoge ramen.
Voor die ramen hingen, schuin opgetrokken,
hagelwitte gehaakte gordijnen.
Er stonden stoelen met rode bekleding. Op de
grond lag groenig zeil.
Ik lig in mijn wiegje. Vanuit mijn wieg kon ik
de hoge ramen zien.
Zachtjes gaat de deur open. Een licht geluid
van kleine stapjes.
Ik wacht, wie zou het zijn? Ik zie het al, het
is mijn zus Catrientje.
Ze buigt zich over mij heen en zegt: “dag
zusje, daag . Ben je wakker?”
Haar lange vlechten kriebelen op mijn neus.
Kan ze haar hoofd niet wat hoger houden?
Ze zou het zelf toch ook niet lekker vinden als
haar neus werd afgesloten.
Ze kletst maar door tegen mij. ”Foei midden op
de dag en dan wakker?”
Ik blaas de haren van mijn neus, maar dat merkt
zij niet.
Wat is ze dom! Ze denkt dat ik geen wil heb,
omdat ik niet praten kan.
Ik word een beetje boos, blaas luchtbellen naar
die vlechten op mijn neus.
“Ga je bellen blazen? Wat een grote meid”
Ik wil praten, maar hoe doe je dat als baby?
Ze blijft maar op een hoog toontje tegen mij
praten!
Ik trappel met mijn voeten van boosheid.
En weer een uitroep: “O, o, wat een sterke
voetjes heb je toch!”
Ik doe mijn ogen dicht en ook mijn mond.
Moedeloos en doodstil lig ik.
Ze dekt mij toe en aait over mijn hoofd. “Ga
maar lekker slapen liefje”
zegt ze.
Puh, puh, blaast mijn mond.
‘Ja, ja ik begrijp het, zegt ze. Je vindt het
echt dolle pret he?”
Ik kijk niet en lig stokstijf stil, alsof ik
niets hoor.
Catrientje gaat de kamer uit en sluit zachtjes
de deur.
Vijf minuten later hangt er weer een hoofd
boven mijn wieg.
Het hoofd komt heel dicht bij mijn gezicht
Een hand aait mijn gezicht.
O, wanneer mag ik nou eens slapen?
“Dag meisje, dag kindje. Ja, ik ben weer thuis.
Wat ben toch weer gegroeid!
Wat zie ik daar? O, je hebt weer gespuugd. Heb je weer te snel gedronken?”
Ik wil slapen en rust aan mijn hoofd!
Wild sla ik met mijn armen heen en weer,
“Kom meisje, je armpjes moeten er echt onder
blijven hoor!
Het is hier veel te koud om zo bloot te
liggen”.
Mijn armen worden heel stijf onder de dekens gestopt.
Hoe gil je als je 6 weken bent?
Wat een wereld!
Wat staat mij verder nog allemaal te wachten?
Ik ga huilen. Krijsen. Harder dan hard!
O, wat lucht dat heerlijk op. Had ik dat maar
veel eerder gedaan!
dinsdag 24 september 2013
Geboorte van een blog
In mijn vorige blog heb ik geschreven dat ik
mijn leven onder de loep wil leggen om te zien wat ik verder wil.
Bij nader inzien heb ik dat al gedaan. Mijn
blog is het resultaat.
Toen ik 51 jaar geleden met Gijs trouwde kreeg
ik al gauw een prachtig, wit dagboek met slotje van hem. Een boekje om zelf in te gaan schrijven.
Dit is voor mij nog altijd het mooiste cadeau dat ik kreeg.
Het bleek precies in de roos te zijn, dat
dagboekje.
Als ik met dat kleine sleuteltje, het
dagboekje, sloot of opende had ik een speciaal gevoel. Een gevoel van, dit is
nu helemaal van mezelf.
Hier draag ik de verantwoording over, en hierover heb ik zelf de
regie.
Wat ik erin zet, ligt in mijn handen. Later,
bleek dat ook weer niet helemaal waar.
Het gaf mij een gevoel van vrijheid! Alsof de
wereld groter werd.
Er ontstond iets nieuws in mijn leven:
schrijven.
Ik herinnerde mij weer hoe fijn ik het op
school vond om opstellen te schrijven.
Raar eigenlijk dat er een impuls van buiten
moest komen om te ontdekken dat ik schrijven zo leuk vond. En nog altijd vind.
Er zijn wel eens perioden geweest dat het
schrijven op een laag pitje stond.
Echter, in de loop van de tijd viel ik er
altijd weer op terug.
De kinderen die we kregen werden volwassen en
gingen hun eigen pad.
Het werd leeg in huis.
We genoten altijd zo van de drukte en de
gezelligheid die de kinderen ons brachten.
Vrienden en vriendinnen, alles kwam mee naar
huis en bleef slapen.
Wat een gezellige rompslomp was dat toch
allemaal!
Gelukkig was er altijd het dagboekje dat mij
vriendelijk bleef aankijken.
Toen ik ook nog ophield met werken kreeg ik
zeeën van tijd.
Hoe ging ik al die vrije tijd invullen?
En het lag eigenlijk zo voor de hand: met
schrijven natuurlijk!
Ik ging schrijfcursussen volgen. Het gaf mij
enorm veel plezier.
Leuk, om al die gezichtspunten van medecursisten
te lezen. Leerzaam en interessant om hun verhalen te horen.
Thuis ging inmiddels het schrijven ook gewoon
door.
Resultaat? Er ligt nu van alles te wachten
achter de deurtjes : gedichten, sprookjes, verhalen en columns. Het ligt er maar
te liggen.
Later kwamen er 2 kleinkinderen
Toen ze klein waren logeerden ze dikwijls bij
ons.
En het was altijd een waar feest als ze met hun
volle tasjes aan kwamen lopen.
Het gaf ons, evenals onze eigen kinderen deden,
levensvulling en vreugde.
Nu zijn de kleinkinderen ook al weer groot.
Gelukkig komen ze allemaal dikwijls langs. Dan is even weer alles zoals
vroeger.
Maar zij gaan ook hun eigen weg. Precies zoals
het hoort en altijd is geweest.
Wij zijn inmiddels opgeschoven naar de leeftijd
van de senioren.
Het valt niet te ontkennen: wij zijn de ouderen
van nu.
En eigenlijk ontstaat nu nog meer de
dringende vraag: hoe nu verder?
Hoe ga ik mijn leven nu verder vorm geven?
Wat zijn mijn mogelijkheden in mijn situatie?
Waar gaat mijn interesse naar uit?
Wat geeft mij levensvervulling?
Ik ben altijd al onder de indruk van mensen die
een hobby hebben.
Of het nu handwerken, wandelen, fietsen,
sporten, lezen, oppassen of iets anders is. Het maakt niet uit wat het is, zij
gaan ergens voor.
En toen pas realiseerde ik mij dat ik meer met
schrijven kon gaan doen.
Dat veel mensen mij dat zelfs in het verleden
hadden aangeraden.
En zo is dit blog ontstaan. Anders gezegd: zo
is dit blog geboren.
Al blijft het voor mij een hele onderneming,
omdat ik het ook als griezelig
ervaar.
Het is steeds weer een uitdaging om ordening in
mijn gedachtestroom aan te brengen. Het verrassende is dat die ordening al
schrijvend ontstaat.
Soms lijkt het alsof ik alleen maar achter mijn pen hoef aan te gaan.
Als toeschouwster kijk naar mijn eigen schrijven.
Alleen maar hoef te volgen, mee met de stroom.
vrijdag 20 september 2013
Van vóór de oorlog
Het was een gevleugelde uitdrukking in mijn
kinderjaren: dit is nog van
vóór de oorlog
Het is nu inmiddels 73 jaar geleden dat de 2e wereldoorlog uitbrak.
Als ik aan mijn blog wil schrijven rol ik mijn leven uit als een kleed
vóór de oorlog
Het is nu inmiddels 73 jaar geleden dat de 2e wereldoorlog uitbrak.
De eerste jaren na die oorlog, stond alles van
vóór die oorlog, voor kwaliteit.
Ik ben van 1939 dus nog net van vóór de oorlog.
Waarmee ik maar zeggen wil…
Alles werd gerelateerd aan de oorlog.
Als je een ei bakte met 2 dooiers was hij vast
van vóór de oorlog.
Als ik aan mijn blog wil schrijven rol ik mijn leven uit als een kleed
Mijn hele leven ligt dan voor mij uitgestald.
Een bonte mengeling van gebeurtenissen
als een veelkleurig palet.
Er is heel veel waarover ik schrijven kan. De
vraag is iedere keer waarover ga ik schrijven? Waarover ga ik vandaag
schrijven?
Ik denk dat ik het ga doen over het ouder
worden want dat overkomt gelukkig veel mensen! Hoe is het om senior te zijn?
Ik zie het als een nieuw tijdperk in mijn
leven. Zoals er al meerdere tijdperken in mijn leven zijn geweest.
Een nieuw tijdperk waarin ik een heroverweging
wil maken hoe ik verder kan en wil met mijn leven van nu.
Vroeger zo’n dertig jaar geleden kwam een
oudere man wel eens bij ons koffie drinken. Het gebeurde vaak dat hij dan zei:
“als je oud bent heb je geen toekomst meer”
Ik wist nooit goed wat ik er op moest zeggen
want ik was veel jonger.
Bovendien wist ik niet hoe dit voelde. Nog
minder, hoe hij dat voelde.
Ik vond het erg deprimerend klinken. Hij keek
er best treurig bij.
En nu ben ik zelf al weer zo oud en vraag mij
af of senior zijn mijn levensgevoel veranderd.
Mijn rugzak is wat zwaarder geworden.
Er zitten inmiddels wat meer ervaringen,
mislukkingen, teleurstellingen etc. in dan vroeger.
Maar hij is nog steeds goed tilbaar.
Mijn lichaam is wat ouder en wat krakkemikkig,
dat is merkbaar.
En ik heb nog evenals vroeger wel eens een
sombere dag waarop ik denk:
waar is het allemaal goed voor. Wat is de zin
van dit alles?
Maar ervaring leerde mij dat deze sombere dag
voorbijgaat en het morgen weer heel anders kan zijn. En meestal is dat ook zo.
O ja, ik zie er wat ouder uit dan 30 jaar
geleden en mijn omgeving ziet dat.
Zelf zie ik het allen maar als ik in de spiegel
kijk.
Ik zie dan hier en daar een rimpeltje. Nou en.
Ik mag hopen dat het vriendelijke rimpels zijn!
En verder wist ik altijd al dat mijn toekomst
ongewis is. Dat ieder dag de laatste kan zijn. Wat dat betreft is er niets
veranderd en geldt dit voor iedereen.
Misschien ben ik door de tijd heen mezelf wat
beter gaan kennen.
Hierdoor begrijp ik mezelf wellicht wat beter,
voel ik mij daardoor wat meer thuis bij mezelf. Dat is dan louter winst!
Nu rest mij nog na te denken hoe ik met dit
tijdperk van mijn leven kan en wil omgaan.
Een heroverweging dus!
Wordt
vervolgd
dinsdag 17 september 2013
Waar ben je geweest?
Mientje hield van regelmaat. Ze stond iedere
ochtend klokslag dezelfde tijd voor de deur. Met of zonder buit.
Totdat ze er op een dag niet stond.
We dachten en hoopten dat ze wat later wel aan
zou komen wandelen.
Maar de uren verstreken zonder dat Mientje zich
meldde. Raar was het wel en we werden er niet blij van.
Het werd avond, Mientje bleef weg. Roepen om
het huis, zoeken, alles was tevergeefs. Ze kwam niet opdagen.
Waar kon ze zijn? Wat zou er zijn?
We moesten gaan slapen, er zat niets anders op,
zonder onze Mien.
Ik heb die nacht meer geluisterd dan geslapen.
Hoopte steeds dat ik haar mauwen zou horen. Dacht het soms zelfs en ging dan
kijken.
Helaas, de volgende ochtend stond ze er nog
niet. En we hoopten nog wel zo dat ze gewoon weer voor de deur zou staan.
De kinderen werden heel ongerust en angstig dat
ze kwijt was.
We riepen, zochten weer rond het huis naar haar
maar ze was in geen velden of wegen te zien.
De dagen verstreken. Iedere dag hetzelfde:
hoop, verwachting, angst.
Ik belde overal heen, naar alle mogelijke
instanties. Niemand wist iets. Niemand had haar ook maar een glimpje van haar
gezien.
De kinderen klommen op hun fietsjes en zwierven
overal rond.
Ze fietsten over de parallelweg langs de
rijksweg omdat ze bang waren dat ze naar de rijksweg gelopen was en
doodgereden.
In bermen op eenzame wegjes, overal, alles
zochten ze af. Spoorloos was ze en bleef ze. Nergens te bekennen.
Op den duur raakten we de moed kwijt dat ze nog
boven water zou komen.
Het was juist die bijzonder hete, droge zomer
van 1976. Het land was uitgedroogd. Als ze geen water vond was het hopeloos
voor haar.
Na weken en weken gaven we de moed op en
tenslotte legden ook de kinderen het hoofd in de schoot.
Ik bracht het eten dat er nog stond naar de buren voor hun poes. Het
was niet anders! Mientje was weg. We waren haar kwijt!
Zoals altijd ontbeten we ook die ochtend in de
keuken.
Vroeger stond Mientje rond die tijd voor de
deur en kwam dan, ons blij begroetend, binnen.
Helaas was dat verleden tijd en we moesten er
ons mee verzoenen, zo goed en kwaad als dat ging.
Ik luisterde, hoorde ik nou mauwen? Het was mij
al vaak overkomen dat ik het hoorde en het niet waar bleek te zijn.
Wijselijk zei ik niets en liep naar de deur.
Opende zachtjes de deur.
En daar stond een poesje! Ik zei nog steeds
niets, twijfelde. Was ze dat weL? Dat
totaal uitgemergelde, fragiel dunne poesje. Was dat Mientje?
Ze keek mij aan. Ik riep:” jongens, kom eens
kijken, Mientje is er!“.
De kinderen gooiden hun stoelen omver en kwamen
aangerend, en gingen haar uitzinnig blij, aaien.
Ze gingen op hun knieën zitten om dichter bij
haar te zijn.
“Wat is ze klein geworden, en hoe komt ze zo
mager!”, bleven ze maar vragen.
Mientje had zelf slechts één brandende wens:
Eten en drinken!
We gaven haar snel wat water. Daarna ging ze
voor het aanrechtkastje staan waar haar eten altijd stond. Krabbelde ongeduldig
aan het deurtje.
Komt er nog wat van? Gelukkig, haar felheid was
ze niet kwijt.
Maar het kastje was leeg. Ik holde naar de
buren met het nieuws.
Verwondering alom en ongeloof. Ik kreeg de
heerlijke brokjes waar ze altijd dol op was.
Toen ze verzadigd was telde er nog slechts één
ding; slapen, slapen, slapen.
Ze was te uitgehongerd, te dorstig, te moe om
blij te zijn over haar thuiskomst.
Ze sliep dagen en dagen achter elkaar, doodvermoeid en geradbraakt als ze was.
Haar huid was zo uitgedroogd dat ze helemaal
begon te vervellen.
Langzaam arriveerde ze en raakte ze weer
betrokken bij alles.
We verzorgden en koesterden haar om het hardst.
“Mientje, waar ben je geweest? Vertel het.”
Maar mijn vraag bleef hangen.
Het zou heel goed kunnen dat haar
nieuwsgierigheid haar noodlottig is geworden.
Dat ze een kijkje in een geopende kofferbak
heeft genomen die dichtgegooid is terwijl zij erin zat. En ergens ver weg is terechtgekomen.
Dat ze, toen de kofferbak openging, eruit is
gesprongen.
Tenslotte het hele eind heeft teruggelopen. Net
genoeg water vond om in leven te blijven en naar huis te lopen.
Mientje is er zelf altijd zwijgzaam over
gebleven.
Dit is de enige verklaring die wij kunnen
bedenken.
Ze wist wel overal vandaan thuis te komen en dat sterkt ons in de veronderstelling.
Als ik ergens op bezoek ging, sprong ze vaak
een poosje later op het raamkozijn om te kijken of ze mij kon vinden. En de
hond liet zij ’s avonds dikwijls mee uit.
Maar hoever moet ze zijn weggeweest? Hoe ver
zij heeft zij moeten lopen om na een week of 8 pas boven water te komen? Helaas
kwamen we er nooit achter.
En zo riep Mientjes poezenbestaan veel vragen
bij ons op!
dinsdag 10 september 2013
De verloren kip
Poezen, ik blijf het wonderlijke dieren vinden.
Hoe meer je naar ze kijkt hoe meer dat opvalt.
Vroeger, in mijn kinderjaren, hadden wij een
poes die de supervisie had over het bewaken van de muizestand in en rond ons
huis. Hij deed dat met verve, deed plichtsgetrouw zijn werk, dus mocht hij
blijven.
Hij had geen andere naam dan poes. Poes was
gewoon zijn roepnaam waar hij prima naar luisterde en dik tevreden mee was.
De poes zocht veel mijn gezelschap. Stiekem
vond ik het “mijn poes”.
Eigenlijk kan ik mijn leven niet goed indenken
zonder poes.
Later, toen wij kinderen kregen hoorde een poes
er vanzelfsprekend bij.
De kinderen wisten niet anders of beter. Hebben nu zelf ook weer poezen.
Poes Mientje is heel oud geworden, bijna 20
jaar. De mooie verhalen over Mientje gonzen nog altijd door de familie.
Zij was bijzonder eigenzinnig en daarbij trouw
aan haar poezennatuur.
Gelukkig woonde we in een huis waar
zij ’s nacht naar buiten kon.
Van daaruit kon zij zich uitleven en op
rooftocht gaan.
Het is ongelofelijk hoe hoog zij sprong naar
vogels in de lucht, alsof zij kon vliegen.
Buiten stond een overdekte kattenbak, geheel
ingericht als mandje voor haar klaar als zij van haar nachtelijke escapades thuis kwam.
Zo kon zij uitrusten van alle vermoeienissen!
Eén keer keek zij op haar neus. Een egel had haar
plaats ingenomen en zij kon fluiten naar haar plekje.
Vaak bracht zij een jachttrofee mee naar huis
en wachtte naast de buit, geduldig tot wij uit bed waren.
Tenslotte had zij niet voor niets zo haar best
gedaan!
Het gebeurde nogal eens dat zij naar binnen
stoof met een muis als wij de deur openden.
Zij toonde ons dan graag haar kat -en muisspel
Onze reacties daarop waren niet bijster enthousiast.
Maar één keer maakte zich zij zich er echt maar met
een jantje-van-leiden van af.
‘s Morgens deed ik de deur, waarvoor zij altijd
stond, open.
Voorzichtig, niet helemaal, want je wist nooit wat achter de deur
wachtte.
Ik keek naar de grond, zoals ik gewend was. Wat
ik zag tartte iedere vorige keer:
voor mijn voeten lag een halve diepvrieskip. Ik
boog mij voorover om beter te kijken, niet gelovend wat mijn ogen zagen.
Mijn hersens draaide op volle toeren.
Waar kwam die kip vandaan? Hoe kreeg zij die
naar huis gesjouwd?
Of had zij hem meegesleept?
Waarom kunnen poezen niet praten?
Zij moest die kip ergens geroofd hebben, bij
iemand binnen zijn geweest.
Maar waar dan en zo vroeg in de ochtend? Ineens
ging er een lampje bij mij branden.
Aan onze achtertuin, grensde de achtertuin van
een nicht. Daar liep ik wel eens even heen.
Mientje volgde mij vaak en wachtte dan buiten
in de tuin tot ik weer naar huis ging. Mijn nicht kokkerelde veel en graag
met een open keukendeur. Vaak in aller vroeg walmde de kookgeuren al onze tuin in.
Waarschijnlijk lag de kip daar ’s morgens vroeg
op het aanrecht om soep van te koken.
In een onbewaakt ogenblik is Mientje op het
aanrecht gesprongen en heeft zij de kip
buit gemaakt.
Dit is de enige zinnige verklaring die ik
ervoor kan bedenken en deze zou best kunnen kloppen
Ik heb vaak gedacht hoe verbaasd mijn nicht
moet zijn geweest.
Mij afgevraagd hoe haar gezicht stond toen zij naar de kip zocht die net toch echt
op het aanrecht lag. Waar was die kip ineens?
Zomaar ineens spoorloos verdwenen in het
niets.
Zij heeft het er nooit met mij over gehad en ik
heb het maar in het midden
gelaten
Wellicht liepen wij beiden met stilzwijgend
raadsel rond.
Jammer, dat ik haar verhaal nog mis op
internet!
Voor wie Mientje de kip meebracht is altijd een
raadsel gebleven.
Voor ons in ieder geval niet want wij waren
toen al vegetariërs.
En wat ze zelf met een diepvries kip moest werd
haar uiteindelijk ook niet duidelijk.
Tenslotte liet ze kip voor wat het was. Liep
naar haar voerbakje en peuzelde,
broederlijk naast de hond, vol overgave haar eigen brokjes.
En zo liep die hele steelpartij van haar op een flop uit.
Wordt
vervolgd
dinsdag 3 september 2013
De muggendans
Waren die zomers vroeger, toen ik kind was, nu
echt zo warm?
Of herinner ik mij vooral die snikhete dagen?
Het land achter ons huis vertoonde, als de
hitte lang duurde, dan diepe scheuren.
Sproei-installaties kwamen pas later, het land snakte naar water.
Soms werd met een tuinslang lokaal wat water
toegevoerd.
Vandaag is het ook weer zo’n warme dag geweest.
s' Avonds als ik naar bed moet is het
broeierig warm op de grote zolder.
Vooral nu de zon al enkele dagen ongenadig het
pannendak heeft beschenen.
Het ene schuifraam dat de zolder telt is
hermetisch dicht.
Gisteren stond er nog een hor in maar de muggen
kropen door de gaatjes.
Zij hielden ons wakker met hun irriterend
gezoem. Daar bleef het niet bij.
Bloeddorstig landden zij op onze armen om hun
honger te stillen.
Daarom blijft, op bevel van moeder, deze
avond het raam naar beneden.
Al is het ook om te stikken want aan een bevel
van haar valt nu eenmaal niet te tornen.
Het is tien uur en ik ben nog wakker. De
anderen lijken te slapen.
Ik luister naar de geluiden om mij heen. Wat
een gepuf!
Nog even wacht ik en luister goed. Ja, ze
slapen nu echt allemaal.
Ik stap voorzichtig uit bed. Onhoorbaar sluip
ik naar het raam.
Gelukkig is het nog licht genoeg en bots ik
nergens tegenaan.
Ook al weet ik inmiddels iedere stoel en alle
andere barrières te staan, het blijft een hachelijke onderneming.
Onder de houten zoldervloer is de huiskamer.
Ieder geluid van boven is daar hoorbaar en klinkt door.
Ik nestel mij op een stoel voor het raam. Dit
is mijn plekje als iedereen slaapt.
Vanuit het raam kan ik de landerijen zien. De
nachtvogels die nu tevoorschijn komen, vliegen en fladderen rond.
Kijk, er zit een mug op het raam. Nu kan ik hem
eens goed van heel dichtbij bekijken. Het fragiel dunne lijfje, de hoge
pootjes.
De ragfijne vleugeltjes die een beetje trillen.
Maar waar zijn de oogjes?
Ze zijn klein en heel moeilijk te vinden. Ik wil zo graag zijn oogjes zien en dat hij
mij aankijkt.
Buiten wordt het nu donkerder en ook op zolder.
Er komen steeds meer muggen. Ze zoeken elkaar op, blijven dicht bij elkaar.
Gaandeweg worden het er meer en meer. Het groeit
uit tot een zwerm.
Ze komen naar het raam en alsof zij voor mij
komen, tonen zij mij in het schemerlicht hun dans.
Ik zie hoe zij als zwerm één beweging maken.
Soms ineens, als op afspraak, zwenkt de hele zwerm naar links. En hoep weer
naar rechts.
Hoe kan het? Hoe weten zij dat? Wie geeft hen een bevel daarvoor?
Mijn oog probeert een mug vast te houden en te
volgen. Maar ik verlies al snel de controle en ook deze verdwijnt in de dans.
Het is donker geworden. Ik zie de sterren en
daar is ook de maan.
Ik wil wachten tot “De grote beer” er is.
Een oom heeft mij die vorige week aangewezen.
Hij gaat mij nog veel meer vertellen over de sterren heeft hij beloofd.
De grote beer heeft zeven sterren in de vorm
van een steelpannetje, weet ik nu.
Ik luister en
hoor beneden stemmen. Ik zit hier heerlijk. Niemand die mij ziet of hoort.
Er komt toch niet iemand naar boven? Dan moet ik
wegwezen.
Ik kruip in mijn nachtpon en trek hem over mijn
knieën.
Met mijn handen tegen de ruit aan kijk ik door
een tunneltje naar buiten.
O, daar is hij “De grote beer”. Nu heb ik hem
zelf ontdekt!
Zouden sterren echt stippen zijn van
engelenvoeten zoals een vriendinnetje vertelde?
Waar komen ze ineens vandaan? Er verschijnen er
steeds meer. De lucht raakt er helemaal vol van.
Het wordt ineens weer lichter op de zolder. Er
valt een lichtstreep van de maan op de vloer.
Opeens hoor ik het kreunen van de trapdeur die
open gaat.
Als een haas vlieg ik naar bed. Keurig op tijd
lig ik erin.
Moeder komt langs om te kijken of we slapen.
Mijn hand ligt onder mijn gezicht. Mijn ogen
zijn dicht. Ik adem rustig in en uit.
Niet moeilijk na zoveel oefening.
En terwijl moeder mij instopt danst de
muggenzwerm vrolijk op mijn netvlies rond.
Abonneren op:
Posts (Atom)