maandag 30 september 2013

Ik schrijf het gewoon allemaal even voor je op

Regelmatig vraag ik mij af hoe de wereld er over een jaar of tien
uit zal zien.
En wat anders. Hoe zou mijn vader reageren als hij de wereld van nu zou zien.
Hij was van het jaar 1890 en heeft nog meegemaakt dat hij voor het eerst een vliegtuig zag rondvliegen.
Zelf weet ik bijvoorbeeld nog goed hoe vroeger het telefoonverkeer plaats vond.
Het was een hele onderneming om te bellen, want alles moest worden aangevraagd bij de centrale.
Je gaf het gewilde telefoonnummer bij de centrale op en een poosje later werd je teruggebeld.
Zij verbonden je dan door naar het aangevraagde nummer.
Wij hadden al heel vroeg een telefoon omdat mijn vader een bedrijf had.
Er waren verder nog maar weinig mensen die een telefoon hadden.
De wereld is nog nooit snel veranderd als de laatste honderd jaar, denk ik.
Ik heb tot nu toe geprobeerd het bij te benen. Maar langzamerhand ga ik de moed verliezen dat ik het ga redden.
Ik kan de veranderingen niet helemaal meer bijhouden.
En denk de laatste tijd een beetje fatalistisch : laat maar waaien. Ik heb mijn best gedaan!
Het heeft mij allemaal moeite genoeg gekost.
Mijn rijbewijs halen, daar begon eigenlijk alles mee. Die rijlessen wat vond ik het moeilijk! Het was echt een opgave voor mij.
Maar na een paar keer zakken heb ik het uiteindelijk toch gehaald.
En ik moet zeggen dat ik achteraf nog altijd blij ben dat ik heb doorgezet.
Ik tuf nu overal heen in mijn autootje.
Het voelt nog altijd als een weelde als ik instap.
Vooral als het waait en plenst van de regen, de ruitenwissers hun werk doen, tuf ik in mijn droge huisje naar mijn reisdoel.
Wat jaren later kwamen de computers. Wat waren die eerste computers groot en wat een ruimten namen ze in beslag.
Ze waren niet te vergelijken met de computers van nu. Maar luidden wel een nieuw tijdperk in: het computertijdperk.
Gelukkig ben ik wat jaren later ook weer achter de computer gekropen.
En, al was het weer een ware kwelling om het onder de knie te krijgen.
Het is mij toch gelukt!
Ben nu zelfs zover dat ik een paar blogs heb.
Maar nu hou ik het echt voor gezien! Ik begin nergens meer aan. Alle nieuwe apparaten kunnen het dak op. Ik geef er de brui aan!
O, dat is waar ook!
Ik kreeg een poosje geleden een tablet cadeau. Moet ik dat nu ook echt nog gaan leren?
Ik was blij toen ik hem kreeg. Totdat ik bedacht wat er allemaal aan vast zat.
Weer iets onder de knie krijgen!
En geloof mij maar. Er zal vandaag of morgen wel een kleinkind aankomen, die vrolijk zegt: “Kom op oma, je kunt het best. Je zit toch ook op de computer?
Niks moeilijk. Ik schrijf het gewoon allemaal wel even voor je op!”
Heel lief allemaal, dat moet gezegd!
Het zal er wel op uitdraaien dat ik ook op de tablet weer mijn wankele schreden
zal zetten
Ik kijk mijn ogen uit hoe jonge mensen alles doen.
Ze studeren, mailen, kijken tv, en intussen praten ze gezellig.
En dat dus allemaal op hetzelfde tijdstip!
Gelukkig heb ik een excuus, zodat mijn minderwaardigheidsgevoel niet al te hoog oplaait. Als senior mag het wel wat minder!
Het zal best wel goed zijn voor mijn ouder hoofd om bezig te blijven.
Maar dat hoofd heeft er onder de hand geen zin meer in zich zo in te spannen.
Het is aan rust toe!
Nou goed, die tablet dan nog. Maar daarna is het echt over en sluiten maar!

vrijdag 27 september 2013

Vanuit mijn wieg

Rondsnuffelend in mijn voorraadkast kom ik een schrijfopdracht tegen
die ik mij nog goed herinner.
Een beetje bizar vond ik die opdracht : schrijf een verhaal vanuit je wieg.
Vanuit mijn wieg?
Het steunen en kreunen van de andere cursisten is niet van de lucht.
Maar al dat gesteun en gekreun levert niets op.
De opdracht staat als een huis, en zal moeten worden uitgevoerd.
En toen gebeurde er, tot mijn eigen verrassing en verbazing, iets waar ik niet op rekende.
Er kwam zomaar, uit het niets, een verhaal tevoorschijn.

Mijn wieg stond in de mooie kamer. Je zult het niet geloven, maar echt ik weet het nog precies.
De kamer had smalle, hoge ramen.
Voor die ramen hingen, schuin opgetrokken, hagelwitte gehaakte gordijnen.
Er stonden stoelen met rode bekleding. Op de grond lag groenig zeil.
Ik lig in mijn wiegje. Vanuit mijn wieg kon ik de hoge ramen zien.

Zachtjes gaat de deur open. Een licht geluid van kleine stapjes.
Ik wacht, wie zou het zijn? Ik zie het al, het is mijn zus Catrientje.
Ze buigt zich over mij heen en zegt: “dag zusje, daag . Ben je wakker?”
Haar lange vlechten kriebelen op mijn neus.
Kan ze haar hoofd niet wat hoger houden?
Ze zou het zelf toch ook niet lekker vinden als haar neus werd afgesloten.
Ze kletst maar door tegen mij. ”Foei midden op de dag en dan wakker?”
Ik blaas de haren van mijn neus, maar dat merkt zij niet.
Wat is ze dom! Ze denkt dat ik geen wil heb, omdat ik niet praten kan.
Ik word een beetje boos, blaas luchtbellen naar die vlechten op mijn neus.
“Ga je bellen blazen? Wat een grote meid”
Ik wil praten, maar hoe doe je dat als baby?
Ze blijft maar op een hoog toontje tegen mij praten!
Ik trappel met mijn voeten van boosheid.
En weer een uitroep: “O, o, wat een sterke voetjes heb je toch!”
Ik doe mijn ogen dicht en ook mijn mond. Moedeloos en doodstil lig ik.
Ze dekt mij toe en aait over mijn hoofd. “Ga maar lekker slapen liefje”
zegt ze.
Puh, puh, blaast mijn mond.
‘Ja, ja ik begrijp het, zegt ze. Je vindt het echt dolle pret he?”
Ik kijk niet en lig stokstijf stil, alsof ik niets hoor.
Catrientje gaat de kamer uit en sluit zachtjes de deur.

Vijf minuten later hangt er weer een hoofd boven mijn wieg.
Het hoofd komt heel dicht bij mijn gezicht
Een hand aait mijn gezicht.
O, wanneer mag ik nou eens slapen?
“Dag meisje, dag kindje. Ja, ik ben weer thuis. Wat ben toch weer gegroeid!
Wat zie ik daar?  O, je hebt weer gespuugd. Heb je weer te snel gedronken?”
Ik wil slapen en rust aan mijn hoofd!
Wild sla ik met mijn armen heen en weer,
“Kom meisje, je armpjes moeten er echt onder blijven hoor!
Het is hier veel te koud om zo bloot te liggen”.
Mijn armen worden heel stijf onder de dekens gestopt.

Hoe gil je als je 6 weken bent?
Wat een wereld!
Wat staat mij verder nog allemaal te wachten?
Ik ga huilen. Krijsen. Harder dan hard!
O, wat lucht dat heerlijk op. Had ik dat maar veel eerder gedaan!

dinsdag 24 september 2013

Geboorte van een blog

In mijn vorige blog heb ik geschreven dat ik mijn leven onder de loep wil leggen om te zien wat ik verder wil.
Bij nader inzien heb ik dat al gedaan. Mijn blog is het resultaat.

Toen ik 51 jaar geleden met Gijs trouwde kreeg ik al gauw een prachtig, wit dagboek met slotje van hem. Een boekje om zelf in te gaan schrijven.
Dit is voor mij nog altijd het mooiste cadeau dat ik kreeg.
Het bleek precies in de roos te zijn, dat dagboekje.
Als ik met dat kleine sleuteltje, het dagboekje, sloot of opende had ik een speciaal gevoel. Een gevoel van, dit is nu helemaal van mezelf.
Hier draag ik de verantwoording over, en hierover heb ik zelf de regie.
Wat ik erin zet, ligt in mijn handen. Later, bleek dat ook weer niet helemaal waar.
Het gaf mij een gevoel van vrijheid! Alsof de wereld groter werd.
Er ontstond iets nieuws in mijn leven: schrijven.
Ik herinnerde mij weer hoe fijn ik het op school vond om opstellen te schrijven.
Raar eigenlijk dat er een impuls van buiten moest komen om te ontdekken dat ik schrijven zo leuk vond. En nog altijd vind.
Er zijn wel eens perioden geweest dat het schrijven op een laag pitje stond.
Echter, in de loop van de tijd viel ik er altijd weer op terug.

De kinderen die we kregen werden volwassen en gingen hun eigen pad.
Het werd leeg in huis.
We genoten altijd zo van de drukte en de gezelligheid die de kinderen ons brachten.
Vrienden en vriendinnen, alles kwam mee naar huis en bleef slapen.
Wat een gezellige rompslomp was dat toch allemaal!
Gelukkig was er altijd het dagboekje dat mij vriendelijk bleef aankijken.

Toen ik ook nog ophield met werken kreeg ik zeeën van tijd.
Hoe ging ik al die vrije tijd invullen?
En het lag eigenlijk zo voor de hand: met schrijven natuurlijk!
Ik ging schrijfcursussen volgen. Het gaf mij enorm veel plezier.
Leuk, om al die gezichtspunten van medecursisten te lezen. Leerzaam en interessant om hun verhalen te horen.
Thuis ging inmiddels het schrijven ook gewoon door. 
Resultaat? Er ligt nu van alles te wachten achter de deurtjes : gedichten, sprookjes, verhalen en columns. Het ligt er maar te liggen.

Later kwamen er 2 kleinkinderen
Toen ze klein waren logeerden ze dikwijls bij ons.
En het was altijd een waar feest als ze met hun volle tasjes aan kwamen lopen.
Het gaf ons, evenals onze eigen kinderen deden, levensvulling en vreugde.
Nu zijn de kleinkinderen ook al weer groot. Gelukkig komen ze allemaal dikwijls langs. Dan is even weer alles zoals vroeger.
Maar zij gaan ook hun eigen weg. Precies zoals het hoort en altijd is geweest.
Wij zijn inmiddels opgeschoven naar de leeftijd van de senioren.
Het valt niet te ontkennen: wij zijn de ouderen van nu.
En eigenlijk ontstaat nu nog meer de dringende vraag: hoe nu verder?
Hoe ga ik mijn leven nu verder vorm geven?
Wat zijn mijn mogelijkheden in mijn situatie? Waar gaat mijn interesse naar uit? 
Wat geeft mij levensvervulling?

Ik ben altijd al onder de indruk van mensen die een hobby hebben.
Of het nu handwerken, wandelen, fietsen, sporten, lezen, oppassen of iets anders is. Het maakt niet uit wat het is, zij gaan ergens voor.
En toen pas realiseerde ik mij dat ik meer met schrijven kon gaan doen.
Dat veel mensen mij dat zelfs in het verleden hadden aangeraden.
En zo is dit blog ontstaan. Anders gezegd: zo is dit blog geboren.
Al blijft het voor mij een hele onderneming, omdat ik het ook als  griezelig ervaar. 
Het is steeds weer een uitdaging om ordening in mijn gedachtestroom aan te brengen. Het verrassende is dat die ordening al schrijvend ontstaat.
Soms lijkt het alsof ik alleen maar achter mijn pen hoef aan te gaan.
Als toeschouwster kijk naar mijn eigen schrijven.
Alleen maar hoef te volgen, mee met de stroom. 

vrijdag 20 september 2013

Van vóór de oorlog

Het was een gevleugelde uitdrukking in mijn kinderjaren: dit is nog van 
vóór de oorlog
Het is nu inmiddels 73 jaar geleden dat de 2e wereldoorlog uitbrak.
De eerste jaren na die oorlog, stond alles van vóór die oorlog, voor kwaliteit.
Ik ben van 1939 dus nog net van vóór de oorlog. Waarmee ik maar zeggen wil…
Alles werd gerelateerd aan de oorlog.
Als je een ei bakte met 2 dooiers was hij vast van vóór de oorlog.

Als ik aan mijn blog wil schrijven rol ik mijn leven uit als een kleed
Mijn hele leven ligt dan voor mij uitgestald. Een bonte mengeling van  gebeurtenissen als een veelkleurig palet.
Er is heel veel waarover ik schrijven kan. De vraag is iedere keer waarover ga ik schrijven? Waarover ga ik vandaag schrijven?
Ik denk dat ik het ga doen over het ouder worden want dat overkomt gelukkig veel mensen! Hoe is het om senior te zijn?
Ik zie het als een nieuw tijdperk in mijn leven. Zoals er al meerdere tijdperken in mijn leven zijn geweest.
Een nieuw tijdperk waarin ik een heroverweging wil maken hoe ik verder kan en wil met mijn leven van nu.

Vroeger zo’n dertig jaar geleden kwam een oudere man wel eens bij ons koffie drinken. Het gebeurde vaak dat hij dan zei: “als je oud bent heb je geen toekomst meer”
Ik wist nooit goed wat ik er op moest zeggen want ik was veel jonger.
Bovendien wist ik niet hoe dit voelde. Nog minder, hoe hij dat voelde.
Ik vond het erg deprimerend klinken. Hij keek er best treurig bij.
En nu ben ik zelf al weer zo oud en vraag mij af of senior zijn mijn levensgevoel veranderd.
Mijn rugzak is wat zwaarder geworden.
Er zitten inmiddels wat meer ervaringen, mislukkingen, teleurstellingen etc. in dan vroeger.
Maar hij is nog steeds goed tilbaar.
Mijn lichaam is wat ouder en wat krakkemikkig, dat is merkbaar.
En ik heb nog evenals vroeger wel eens een sombere dag waarop ik denk:
waar is het allemaal goed voor. Wat is de zin van dit alles?
Maar ervaring leerde mij dat deze sombere dag voorbijgaat en het morgen weer heel anders kan zijn. En meestal is dat ook zo.
O ja, ik zie er wat ouder uit dan 30 jaar geleden en mijn omgeving ziet dat.
Zelf zie ik het allen maar als ik in de spiegel kijk.
Ik zie dan hier en daar een rimpeltje. Nou en. Ik mag hopen dat het vriendelijke rimpels zijn!
En verder wist ik altijd al dat mijn toekomst ongewis is. Dat ieder dag de laatste kan zijn. Wat dat betreft is er niets veranderd en geldt dit voor iedereen.
Misschien ben ik door de tijd heen mezelf wat beter gaan kennen.
Hierdoor begrijp ik mezelf wellicht wat beter, voel ik mij daardoor wat meer thuis bij mezelf. Dat is dan louter winst!
Nu rest mij nog na te denken hoe ik met dit tijdperk van mijn leven kan en wil omgaan.
Een heroverweging dus!

                                                                                            Wordt vervolgd

dinsdag 17 september 2013

Waar ben je geweest?

Mientje hield van regelmaat. Ze stond iedere ochtend klokslag dezelfde tijd voor de deur. Met of zonder buit.
Totdat ze er op een dag niet stond.
We dachten en hoopten dat ze wat later wel aan zou komen wandelen.
Maar de uren verstreken zonder dat Mientje zich meldde. Raar was het wel en we werden er niet blij van.
Het werd avond, Mientje bleef weg. Roepen om het huis, zoeken, alles was tevergeefs. Ze kwam niet opdagen.
Waar kon ze zijn? Wat zou er zijn?
We moesten gaan slapen, er zat niets anders op, zonder onze Mien.
Ik heb die nacht meer geluisterd dan geslapen. Hoopte steeds dat ik haar mauwen zou horen. Dacht het soms zelfs en ging dan kijken.
Helaas, de volgende ochtend stond ze er nog niet. En we hoopten nog wel zo dat ze gewoon weer voor de deur zou staan.
De kinderen werden heel ongerust en angstig dat ze kwijt was.
We riepen, zochten weer rond het huis naar haar maar ze was in geen velden of wegen te zien.
De dagen verstreken. Iedere dag hetzelfde: hoop, verwachting, angst.
Ik belde overal heen, naar alle mogelijke instanties. Niemand wist iets. Niemand had haar ook maar een glimpje van haar gezien.
De kinderen klommen op hun fietsjes en zwierven overal rond.
Ze fietsten over de parallelweg langs de rijksweg omdat ze bang waren dat ze naar de rijksweg gelopen was en doodgereden.
In bermen op eenzame wegjes, overal, alles zochten ze af. Spoorloos was ze en bleef ze. Nergens te bekennen.
Op den duur raakten we de moed kwijt dat ze nog boven water zou komen.
Het was juist die bijzonder hete, droge zomer van 1976. Het land was uitgedroogd. Als ze geen water vond was het hopeloos voor haar.

Na weken en weken gaven we de moed op en tenslotte legden ook de kinderen het hoofd in de schoot.
Ik bracht het eten dat er  nog stond naar de buren voor hun poes. Het was niet anders! Mientje was weg. We waren haar kwijt!

Zoals altijd ontbeten we ook die ochtend in de keuken.
Vroeger stond Mientje rond die tijd voor de deur en kwam dan, ons blij begroetend, binnen.
Helaas was dat verleden tijd en we moesten er ons mee verzoenen, zo goed en kwaad als dat ging.
Ik luisterde, hoorde ik nou mauwen? Het was mij al vaak overkomen dat ik het hoorde en het niet waar bleek te zijn.
Wijselijk zei ik niets en liep naar de deur. Opende zachtjes de deur.
En daar stond een poesje! Ik zei nog steeds niets, twijfelde. Was ze dat weL?   Dat totaal uitgemergelde, fragiel dunne poesje. Was dat Mientje?
Ze keek mij aan. Ik riep:” jongens, kom eens kijken, Mientje is er!“.
De kinderen gooiden hun stoelen omver en kwamen aangerend, en gingen haar uitzinnig blij, aaien.
Ze gingen op hun knieën zitten om dichter bij haar te zijn.
“Wat is ze klein geworden, en hoe komt ze zo mager!”, bleven ze maar vragen.

Mientje had zelf slechts één brandende wens: Eten en drinken!
We gaven haar snel wat water. Daarna ging ze voor het aanrechtkastje staan waar haar eten altijd stond. Krabbelde ongeduldig aan het deurtje.
Komt er nog wat van? Gelukkig, haar felheid was ze niet kwijt.
Maar het kastje was leeg. Ik holde naar de buren met het nieuws.
Verwondering alom en ongeloof. Ik kreeg de heerlijke brokjes waar ze altijd dol op was.
Toen ze verzadigd was telde er nog slechts één ding; slapen, slapen, slapen.
Ze was te uitgehongerd, te dorstig, te moe om blij te zijn over haar thuiskomst.
Ze sliep dagen en dagen achter elkaar, doodvermoeid en geradbraakt als ze was.
Haar huid was zo uitgedroogd dat ze helemaal begon te vervellen.

Langzaam arriveerde ze en raakte ze weer betrokken bij alles.
We verzorgden en koesterden haar om het hardst.

“Mientje, waar ben je geweest? Vertel het.” Maar mijn vraag bleef hangen.
Het zou heel goed kunnen dat haar nieuwsgierigheid haar noodlottig is geworden.
Dat ze een kijkje in een geopende kofferbak heeft genomen die dichtgegooid is terwijl zij erin zat. En ergens ver weg  is terechtgekomen.
Dat ze, toen de kofferbak openging, eruit is gesprongen.
Tenslotte het hele eind heeft teruggelopen. Net genoeg water vond om in leven te blijven en naar huis te lopen.
Mientje is er zelf altijd zwijgzaam over gebleven.
Dit is de enige verklaring die wij kunnen bedenken.
Ze wist wel overal vandaan thuis te komen en dat sterkt ons in de veronderstelling.
Als ik ergens op bezoek ging, sprong ze vaak een poosje later op het raamkozijn om te kijken of ze mij kon vinden. En de hond liet zij ’s avonds dikwijls mee uit.
Maar hoever moet ze zijn weggeweest? Hoe ver zij heeft zij moeten lopen om na een week of 8 pas boven water te komen? Helaas kwamen we er nooit achter.
En zo riep Mientjes poezenbestaan veel vragen bij ons op!

dinsdag 10 september 2013

De verloren kip

Poezen, ik blijf het wonderlijke dieren vinden.
Hoe meer je naar ze kijkt hoe meer dat opvalt.
Vroeger, in mijn kinderjaren, hadden wij een poes die de supervisie had over het bewaken van de muizestand in en rond ons huis. Hij deed dat met verve, deed plichtsgetrouw zijn werk, dus mocht hij blijven.
Hij had geen andere naam dan poes. Poes was gewoon zijn roepnaam waar hij prima naar luisterde en dik tevreden mee was.
De poes zocht veel mijn gezelschap. Stiekem vond ik het “mijn poes”.

Eigenlijk kan ik mijn leven niet goed indenken zonder poes.
Later, toen wij kinderen kregen hoorde een poes er vanzelfsprekend bij.
De kinderen wisten niet anders of beter. Hebben nu zelf ook weer poezen.
Poes Mientje is heel oud geworden, bijna 20 jaar. De mooie verhalen over Mientje gonzen nog altijd door de familie.
Zij was bijzonder eigenzinnig en daarbij trouw aan haar poezennatuur.
Gelukkig woonde we in een  huis waar  zij ’s nacht naar buiten kon.
Van daaruit kon zij zich uitleven en op rooftocht gaan.
Het is ongelofelijk hoe hoog zij sprong naar vogels in de lucht, alsof zij kon vliegen.
Buiten stond een overdekte kattenbak, geheel ingericht als mandje voor haar klaar als zij van haar nachtelijke escapades thuis kwam.
Zo kon zij uitrusten van alle vermoeienissen!
Eén keer keek zij op haar neus. Een egel had haar plaats ingenomen en zij kon fluiten naar haar plekje.
Vaak bracht zij een jachttrofee mee naar huis en wachtte naast de buit, geduldig tot wij uit bed waren.
Tenslotte had zij niet voor niets zo haar best gedaan!
Het gebeurde nogal eens dat zij naar binnen stoof met een muis als wij de deur openden.
Zij toonde ons dan graag haar kat -en muisspel Onze reacties daarop waren niet bijster enthousiast.

Maar één keer maakte zich zij zich er echt maar met een jantje-van-leiden van af.
‘s Morgens deed ik de deur, waarvoor zij altijd stond, open.
Voorzichtig, niet helemaal, want je wist nooit wat achter de deur wachtte.
Ik keek naar de grond, zoals ik gewend was. Wat ik zag tartte iedere vorige keer:
voor mijn voeten lag een halve diepvrieskip. Ik boog mij voorover om beter te kijken, niet gelovend wat mijn ogen zagen.
Mijn hersens draaide op volle toeren.
Waar kwam die kip vandaan? Hoe kreeg zij die naar huis gesjouwd?
Of had zij hem meegesleept?
Waarom kunnen poezen niet praten?
Zij moest die kip ergens geroofd hebben, bij iemand binnen zijn geweest.
Maar waar dan en zo vroeg in de ochtend? Ineens ging er een lampje bij mij branden.
Aan onze achtertuin, grensde de achtertuin van een nicht. Daar liep ik wel eens even heen.
Mientje volgde mij vaak en wachtte dan buiten in de tuin tot ik weer naar huis ging. Mijn nicht kokkerelde veel en graag met een open keukendeur. Vaak in aller vroeg walmde de kookgeuren al onze tuin in.
Waarschijnlijk lag de kip daar ’s morgens vroeg op het aanrecht om soep van te koken.
In een onbewaakt ogenblik is Mientje op het aanrecht gesprongen en heeft zij  de kip buit gemaakt.
Dit is de enige zinnige verklaring die ik ervoor kan bedenken en deze zou best kunnen kloppen

Ik heb vaak gedacht hoe verbaasd mijn nicht moet zijn geweest.
Mij afgevraagd hoe  haar gezicht stond toen zij naar de kip zocht die net toch echt op het aanrecht lag. Waar was die kip ineens? 
Zomaar ineens spoorloos verdwenen in het niets.
Zij heeft het er nooit met mij over gehad en ik heb het maar in het midden
gelaten 
Wellicht liepen wij beiden met stilzwijgend raadsel rond.
Jammer, dat ik haar verhaal nog mis op internet!

Voor wie Mientje de kip meebracht is altijd een raadsel gebleven.
Voor ons in ieder geval niet want wij waren toen al vegetariërs.
En wat ze zelf met een diepvries kip moest werd haar uiteindelijk ook niet duidelijk.
Tenslotte liet ze kip voor wat het was. Liep naar haar voerbakje en peuzelde,  broederlijk naast de hond, vol overgave haar eigen brokjes. 
En zo liep die hele steelpartij van haar op een flop uit.

                                                                                                                                                         
                                                                                           Wordt vervolgd

dinsdag 3 september 2013

De muggendans

Waren  die  zomers  vroeger, toen  ik  kind  was, nu  echt  zo  warm?
Of  herinner  ik  mij  vooral  die  snikhete  dagen?
Het  land  achter  ons  huis  vertoonde,  als  de  hitte  lang  duurde, dan  diepe scheuren.
Sproei-installaties  kwamen  pas  later, het  land  snakte  naar  water.
Soms werd met een tuinslang lokaal wat water toegevoerd.

Vandaag  is  het  ook  weer  zo’n  warme  dag  geweest.
s' Avonds  als  ik  naar  bed  moet  is  het  broeierig  warm  op  de  grote  zolder.
Vooral  nu  de  zon  al  enkele  dagen  ongenadig  het  pannendak  heeft beschenen.
Het  ene  schuifraam  dat  de  zolder  telt  is  hermetisch  dicht.
Gisteren  stond  er  nog  een  hor  in  maar  de  muggen  kropen  door  de gaatjes.
Zij  hielden  ons  wakker  met  hun  irriterend  gezoem. Daar  bleef  het niet bij.
Bloeddorstig  landden  zij  op  onze  armen  om  hun  honger  te  stillen.
Daarom  blijft, op  bevel  van  moeder, deze  avond  het  raam  naar  beneden.
Al  is  het  ook  om  te  stikken  want  aan  een  bevel  van  haar  valt  nu eenmaal niet  te  tornen.

Het  is  tien  uur  en  ik  ben  nog  wakker. De  anderen  lijken  te  slapen.
Ik  luister  naar  de  geluiden  om  mij  heen.  Wat  een  gepuf!
Nog  even  wacht  ik  en  luister  goed. Ja,  ze  slapen  nu  echt  allemaal.
Ik  stap  voorzichtig  uit  bed. Onhoorbaar  sluip  ik  naar  het  raam.
Gelukkig  is  het  nog  licht  genoeg  en  bots  ik  nergens  tegenaan.
Ook  al  weet  ik  inmiddels  iedere  stoel  en  alle  andere  barrières  te  staan, het  blijft  een  hachelijke  onderneming.
Onder  de  houten  zoldervloer  is  de  huiskamer.  Ieder  geluid  van  boven  is daar  hoorbaar  en  klinkt  door.
Ik nestel  mij  op  een  stoel  voor  het  raam. Dit  is  mijn  plekje  als  iedereen slaapt.
Vanuit  het  raam  kan  ik  de  landerijen  zien. De  nachtvogels  die  nu tevoorschijn  komen, vliegen  en  fladderen  rond.
Kijk, er  zit  een  mug  op  het  raam. Nu  kan  ik hem  eens  goed  van  heel dichtbij  bekijken. Het  fragiel  dunne  lijfje,  de  hoge  pootjes.
De  ragfijne  vleugeltjes  die  een  beetje  trillen. Maar  waar  zijn  de  oogjes?
Ze  zijn  klein  en  heel   moeilijk  te  vinden.  Ik  wil  zo  graag  zijn  oogjes  zien  en  dat  hij  mij  aankijkt.

Buiten  wordt  het  nu  donkerder  en  ook  op  zolder. Er  komen  steeds  meer muggen. Ze  zoeken  elkaar  op,  blijven  dicht  bij  elkaar.
Gaandeweg  worden  het  er  meer  en  meer. Het  groeit  uit  tot  een  zwerm.
Ze  komen  naar  het  raam  en  alsof  zij  voor  mij  komen,  tonen zij  mij  in het  schemerlicht  hun  dans. 
Ik  zie  hoe  zij  als  zwerm  één  beweging maken. Soms  ineens,  als  op afspraak,  zwenkt  de  hele  zwerm  naar  links. En  hoep  weer  naar  rechts.
Hoe  kan  het? Hoe  weten  zij  dat? Wie  geeft  hen  een  bevel  daarvoor?
Mijn  oog  probeert  een  mug  vast  te  houden  en  te  volgen. Maar  ik  verlies al  snel  de  controle  en  ook  deze  verdwijnt  in  de  dans.

Het  is  donker  geworden. Ik  zie  de  sterren  en  daar  is ook  de  maan.
Ik wil  wachten  tot  “De grote beer” er is.
Een oom  heeft  mij  die  vorige  week  aangewezen. Hij  gaat  mij  nog  veel meer  vertellen  over  de  sterren  heeft  hij  beloofd.
De grote  beer  heeft  zeven  sterren  in  de  vorm  van  een  steelpannetje, weet  ik  nu.
Ik  luister  en   hoor  beneden  stemmen. Ik  zit  hier  heerlijk. Niemand  die  mij  ziet  of  hoort.
Er  komt  toch  niet  iemand  naar  boven? Dan  moet  ik  wegwezen.
Ik  kruip  in  mijn  nachtpon  en trek  hem  over  mijn  knieën.
Met  mijn  handen  tegen  de  ruit  aan  kijk  ik  door  een  tunneltje  naar buiten.
O, daar  is  hij “De grote beer”. Nu  heb  ik  hem  zelf  ontdekt!
Zouden  sterren  echt  stippen  zijn  van  engelenvoeten  zoals  een vriendinnetje  vertelde?
Waar  komen  ze  ineens  vandaan? Er  verschijnen  er  steeds  meer. De  lucht raakt  er  helemaal  vol van.
Het  wordt  ineens  weer  lichter  op  de  zolder. Er  valt  een  lichtstreep  van  de  maan  op  de  vloer.

Opeens  hoor  ik  het  kreunen  van  de  trapdeur  die  open  gaat.
Als  een  haas  vlieg  ik  naar  bed. Keurig  op  tijd  lig  ik  erin.
Moeder  komt  langs  om  te  kijken  of  we  slapen.
Mijn  hand  ligt  onder  mijn  gezicht. Mijn  ogen  zijn  dicht. Ik  adem  rustig  in en uit.
Niet  moeilijk  na  zoveel  oefening.
En  terwijl  moeder  mij  instopt  danst  de  muggenzwerm  vrolijk  op  mijn netvlies rond.
Real Time Web Analytics