klik ook eens op mijn website: www.meeopdewind.nl
Binnenkort is dit mijn nieuwe adres
We schrijven 1962. Nog altijd woningnood!
Eigenlijk is er na de oorlog altijd woningnood gebleven. Vooral in de steden is dit nog het geval.
Maar hoe een huis vinden als je wilt gaan trouwen? Ja, want dat wilden Gijs en ik.
Pretenties hadden wij niet. Verwachtingen dat het snel zou lukken, evenmin.
Maar dan… Via via hoorden wij dat er woonruimte vrijkwam in de stad waar Gijs woonde en werkte.
Een piepklein huisje. Dat wil zeggen: een zolderkamer, omgebouwd tot
woonruimte.
De hele oppervlakte was 21 meter. En hoe knap! Daar was een huiskamertje, een slaapkamertje en een keukentje in gefabriceerd.
Gezellig, heel gezellig, dat wel, maar o zo klein. De wanden waren rond gemaakt naar het plafond en gestuukt. Gesausd in een lichte pastelgroene kleur.
Wij moesten er wel fl. 500,- sleutelgeld voor betalen en fl. 55,- huur per maand.
Wat een behoorlijke aanslag was op het salaris van Gijs. Maar wat wil je?
Tja, wat wil je dan nog meer als je dan toch een huis hebt?
Een baby! Althans, dat wilden wij.
We waren dan ook de koning te rijk toen die zich na verloop van tijd meldde.
Er was geen mooie babykamer voorhanden, dat niet.
Maar er was een andere manier de baby welkom te heten.
Als snel zat ik, nijver in mijn hoge huisje, dromend en fantaserend, omslagdoeken
en onderleggers om te haken. Lakentjes en slopen te naaien op het handmachientje.
En zo lag er ruim op tijd een babyuitzet klaar. Geheel en al zelf gemaakt!
De zolderkamer was 68 treden hoog. Normaal al een hele klim.
Raar, maar het leek alsof de trap iedere week hoger werd.
Mijn bloeddruk steeg evenredig mee.
De laatste maanden woonden we tijdelijk bij familie, omdat de bloeddruk te hoog werd.
Ik moest de trappen laten voor wat ze waren.
Na wat strubbelingen lag er na negen maanden dan toch een lieve baby in de wieg.
Een meisje. En, alsof de baby zich aanpaste aan de woonruimte, heel klein!
Met de baby erbij werd het ons pas echt goed duidelijk hoe klein de ruimte eigenlijk was.
De wieg stond tegen het ledikant aan en je moest je maar een beetje door de beschikbare ruimte wurmen om je te verplaatsen.
Maar dat deerde ons niet, we waren gelukkig!
Achteraf moet je niet denken aan het uitbreken van brand.
Hoewel het dak altijd dichtbij was als vluchtroute.
Soms gingen wij 's zaterdags met zijn drieën een weekeindje naar mijn moeder.
Voor wij vertrokken hing ik trots, als een kersverse moeder, een hagelwitte luierwas in het trapgat. Kon die mooi drogen. Dachten wij.
Papieren luiers wenkten al in de verte. In Amerika waren net de eerste op de markt.
Maar onze generatie kookte de luiers nog en liet ze, als het enigszins kon, droog wapperen in de zon!
De maandag erna kwamen we weer terug.
De mevrouw die beneden ons woonde, hoorde ons op de trap en kwam op ons af.
Heel verontwaardigd wees zij naar het trapgat en vertelde mij op niet mis te verstane wijze dat het geen werk was dat ik ‘die lappen’ daar ophing en wegging.
Verbouwereerd hoorde ik het aan. Zij verhuurde zelf de andere helft van de vliering aan inwoning. En kwam daar zelf zelden tot nooit.
Last kon zij er niet van hebben.
Natuurlijk hadden we het beter kunnen regelen door eerst te overleggen.
Ach, we waren jong er viel nog van alles te leren.
Maar helaas, dat verandert niet als je ouder wordt!
Maar mijn kraakheldere luiers, denigrerend ‘lappen’ noemen raakte kant noch wal!
Ik was zeer ontstemd!
Het bracht ons aan het denken. En, het bracht ons tot een besluit.
Het werd toch al meer en meer behelpen om zo hoog te wonen.
De kinderwagen stond gestald bij een fietsenstalling… wat een gedoe als je wilde wandelen. Het was een georganiseer van jewelste.
Die avond zochten wij in de krant naar een koophuis. De enige mogelijkheid om
op termijn iets te vinden, was kopen.
We hadden alles nog eens goed berekend. Er waren nog wat spaarcentjes over, dat kwam nu meer dan goed van pas.
We speurden de krant af naar een flatje. Een flatje konden we misschien betalen.
We zochten naar het goedkoopste wat we konden vinden.
En ja, daar stond iets wat geschikt leek.
In een klein dorpje, niet zo ver weg, stond een vierkamerflat te koop.
Kosten : fl. 28.000,-
Niet duur en niet te ver van Gijs’ werk. Zo op het eerste gezicht leek het wel wat.
De verkopende makelaar werd gebeld. Het bleek een melkboer te zijn, die in zijn vrije tijd ook wel eens een huis verkocht.
Het was een heel geschikte man. Hij wilde ons wel komen halen en met ons naar
het huis rijden.
Het flatgebouw stond tegenover een kerk. Het uitzicht was prima en de omgeving zag er gezellig uit.
En denk je eens in? De baby kreeg een eigen kamertje en wij een slaapkamer, helemaal voor onszelf. Wat een lachende weelde wenkte ons.
Maar we moesten eerst besluiten, en dat viel om den drommel niet mee.
Want wat haalde je je allemaal op de hals met een koophuis?
Jezelf levenslang in de schulden steken voor een hypotheek.
Dom, dom, dom!
Wij zetten desondanks door en gingen onderhandelen.
Uiteindelijk kochten we het voor fl. 26.500,-
Vreemd om het in guldens te schrijven. Wat went alles toch snel!
Als je het nu bekijkt, is de prijs een lachertje. Maar ook voor toen was het ook niet duur.
Het is niet bij deze ene keer gebleven, dat we verhuisden.
Je zou bijna zeggen, dat vooral ik de smaak te pakken kreeg.
En dat is ook zo. We werden bijna ervaringsdeskundigen.
Niet het inpakken, huis schoonmaken etc. hadden mijn voorkeur.
Maar een huis inrichten vond ik heerlijk.
Met kleuren werken, zodat zij harmonisch bij elkaar passen.
Meubelen schikken, ze weer een leuk plaatsje geven, het werkte bijna verslavend.
En nu vind ik het mooi geweest.
Ik ben nu op papier begonnen door woorden te rangschikken, die een plaatsje te geven.
Woorden kleur geven, herschikken, er een harmonisch verhaal van maken, het blijkt even leuk te zijn als huizen inrichten.
De ene keer lukt het beter dan de andere keer. Precies zoals het met alles gaat.
Meer is er niet. That’s all!
Binnenkort is dit mijn nieuwe adres
We schrijven 1962. Nog altijd woningnood!
Eigenlijk is er na de oorlog altijd woningnood gebleven. Vooral in de steden is dit nog het geval.
Maar hoe een huis vinden als je wilt gaan trouwen? Ja, want dat wilden Gijs en ik.
Pretenties hadden wij niet. Verwachtingen dat het snel zou lukken, evenmin.
Maar dan… Via via hoorden wij dat er woonruimte vrijkwam in de stad waar Gijs woonde en werkte.
Een piepklein huisje. Dat wil zeggen: een zolderkamer, omgebouwd tot
woonruimte.
De hele oppervlakte was 21 meter. En hoe knap! Daar was een huiskamertje, een slaapkamertje en een keukentje in gefabriceerd.
Gezellig, heel gezellig, dat wel, maar o zo klein. De wanden waren rond gemaakt naar het plafond en gestuukt. Gesausd in een lichte pastelgroene kleur.
Wij moesten er wel fl. 500,- sleutelgeld voor betalen en fl. 55,- huur per maand.
Wat een behoorlijke aanslag was op het salaris van Gijs. Maar wat wil je?
Tja, wat wil je dan nog meer als je dan toch een huis hebt?
Een baby! Althans, dat wilden wij.
We waren dan ook de koning te rijk toen die zich na verloop van tijd meldde.
Er was geen mooie babykamer voorhanden, dat niet.
Maar er was een andere manier de baby welkom te heten.
Als snel zat ik, nijver in mijn hoge huisje, dromend en fantaserend, omslagdoeken
en onderleggers om te haken. Lakentjes en slopen te naaien op het handmachientje.
En zo lag er ruim op tijd een babyuitzet klaar. Geheel en al zelf gemaakt!
De zolderkamer was 68 treden hoog. Normaal al een hele klim.
Raar, maar het leek alsof de trap iedere week hoger werd.
Mijn bloeddruk steeg evenredig mee.
De laatste maanden woonden we tijdelijk bij familie, omdat de bloeddruk te hoog werd.
Ik moest de trappen laten voor wat ze waren.
Na wat strubbelingen lag er na negen maanden dan toch een lieve baby in de wieg.
Een meisje. En, alsof de baby zich aanpaste aan de woonruimte, heel klein!
Met de baby erbij werd het ons pas echt goed duidelijk hoe klein de ruimte eigenlijk was.
De wieg stond tegen het ledikant aan en je moest je maar een beetje door de beschikbare ruimte wurmen om je te verplaatsen.
Maar dat deerde ons niet, we waren gelukkig!
Achteraf moet je niet denken aan het uitbreken van brand.
Hoewel het dak altijd dichtbij was als vluchtroute.
Soms gingen wij 's zaterdags met zijn drieën een weekeindje naar mijn moeder.
Voor wij vertrokken hing ik trots, als een kersverse moeder, een hagelwitte luierwas in het trapgat. Kon die mooi drogen. Dachten wij.
Papieren luiers wenkten al in de verte. In Amerika waren net de eerste op de markt.
Maar onze generatie kookte de luiers nog en liet ze, als het enigszins kon, droog wapperen in de zon!
De maandag erna kwamen we weer terug.
De mevrouw die beneden ons woonde, hoorde ons op de trap en kwam op ons af.
Heel verontwaardigd wees zij naar het trapgat en vertelde mij op niet mis te verstane wijze dat het geen werk was dat ik ‘die lappen’ daar ophing en wegging.
Verbouwereerd hoorde ik het aan. Zij verhuurde zelf de andere helft van de vliering aan inwoning. En kwam daar zelf zelden tot nooit.
Last kon zij er niet van hebben.
Natuurlijk hadden we het beter kunnen regelen door eerst te overleggen.
Ach, we waren jong er viel nog van alles te leren.
Maar helaas, dat verandert niet als je ouder wordt!
Maar mijn kraakheldere luiers, denigrerend ‘lappen’ noemen raakte kant noch wal!
Ik was zeer ontstemd!
Het bracht ons aan het denken. En, het bracht ons tot een besluit.
Het werd toch al meer en meer behelpen om zo hoog te wonen.
De kinderwagen stond gestald bij een fietsenstalling… wat een gedoe als je wilde wandelen. Het was een georganiseer van jewelste.
Die avond zochten wij in de krant naar een koophuis. De enige mogelijkheid om
op termijn iets te vinden, was kopen.
We hadden alles nog eens goed berekend. Er waren nog wat spaarcentjes over, dat kwam nu meer dan goed van pas.
We speurden de krant af naar een flatje. Een flatje konden we misschien betalen.
We zochten naar het goedkoopste wat we konden vinden.
En ja, daar stond iets wat geschikt leek.
In een klein dorpje, niet zo ver weg, stond een vierkamerflat te koop.
Kosten : fl. 28.000,-
Niet duur en niet te ver van Gijs’ werk. Zo op het eerste gezicht leek het wel wat.
De verkopende makelaar werd gebeld. Het bleek een melkboer te zijn, die in zijn vrije tijd ook wel eens een huis verkocht.
Het was een heel geschikte man. Hij wilde ons wel komen halen en met ons naar
het huis rijden.
Het flatgebouw stond tegenover een kerk. Het uitzicht was prima en de omgeving zag er gezellig uit.
En denk je eens in? De baby kreeg een eigen kamertje en wij een slaapkamer, helemaal voor onszelf. Wat een lachende weelde wenkte ons.
Maar we moesten eerst besluiten, en dat viel om den drommel niet mee.
Want wat haalde je je allemaal op de hals met een koophuis?
Jezelf levenslang in de schulden steken voor een hypotheek.
Dom, dom, dom!
Wij zetten desondanks door en gingen onderhandelen.
Uiteindelijk kochten we het voor fl. 26.500,-
Vreemd om het in guldens te schrijven. Wat went alles toch snel!
Als je het nu bekijkt, is de prijs een lachertje. Maar ook voor toen was het ook niet duur.
Het is niet bij deze ene keer gebleven, dat we verhuisden.
Je zou bijna zeggen, dat vooral ik de smaak te pakken kreeg.
En dat is ook zo. We werden bijna ervaringsdeskundigen.
Niet het inpakken, huis schoonmaken etc. hadden mijn voorkeur.
Maar een huis inrichten vond ik heerlijk.
Met kleuren werken, zodat zij harmonisch bij elkaar passen.
Meubelen schikken, ze weer een leuk plaatsje geven, het werkte bijna verslavend.
En nu vind ik het mooi geweest.
Ik ben nu op papier begonnen door woorden te rangschikken, die een plaatsje te geven.
Woorden kleur geven, herschikken, er een harmonisch verhaal van maken, het blijkt even leuk te zijn als huizen inrichten.
De ene keer lukt het beter dan de andere keer. Precies zoals het met alles gaat.
Meer is er niet. That’s all!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten